koopje

Iedereen gebruikt macht of invloed en daar is op zich niets verkeerd mee. Daar waar twee mensen samenzijn, speelt invloed: ik vertel graag mijn verhaal en jij luistert, of ik eet graag bloemkool, dus koop ik bloemkool. Maar soms gebruiken we onze invloed omdat we bang zijn. Deze angst zal ervoor zorgen dat we ons eigenbelang gaan doorduwen, dat we de andere de loef afsteken of in de hoek duwen. We gebruiken onze macht dan op een negatieve manier. Zo creëren we een pikorde.

Bij macht denken wij vaak aan militaire conflicten, niets ontziende staatshoofden of bulderende directeurs, de machtigen der aarde. Want niemand ziet zichzelf graag als een machtsgebruiker en zeker niet in een liefdesrelatie. De macht die wij gebruiken omdat we bang zijn veel gezichten heeft, onze wapens zijn vaak subtiel en onzichtbaar. De arena’s waar wij deze machtsstrijd uitvechten, omvatten alle grote domeinen van het leven: werk, huishouden, seks, kinderen, geld. Enkele voorbeelden :

Jan: Bij beslissingen over een verbouwing aan ons huis zoek ik alles uit, stel een dossier samen en overtuig Leen er mee, zodat ze bijna niet anders kan dan mijn idee volgen. Ik overdonder haar en duw haar in de hoek. Ik gebruik de kennis die ik vergaard heb als machtsmiddel.

Leen: Jan belt dat hij een extra vergadering heeft en later thuis zal zijn… Ik voel me boos, teleurgesteld en gefrustreerd. Als Jan thuiskomt begroet ik hem kil en koud en verpest daardoor een hele avond die gezellig had kunnen zijn. Ik ben kwaad en dat zal hij geweten hebben, nee vanavond wordt het hier allesbehalve gezellig! Ik gebruik mijn emoties als machtsmiddel.

Jan: Wat doe ik wanneer in het weekend ? In MIJN weekend, zeg ik soms. Dat wil ik zelf plannen. Als Leen me vraagt om te dialogeren, dan stem ik halvelings in. Maar op zaterdagochtend sta ik al vroeg in de tuin te werken. Ik ga zwijgend en rustig mijn eigen gang en doe wat ik wil. Dat is dan mijn machtsmiddel.

Leen: Voeding is mijn terrein en ik ben er trots op dat onze kinderen veel groenten eten en over het algemeen zuinig omgaan met beleg. Ik reageer zeer verstoord als Jan de ‘regels’ overtreedt en vlees eet bij de broodjes op zondagochtend. Ik tik hem op de vingers waar de kinderen bijzijn en zeg: ’Hoe, jij eet vlees?!’

Jan: Het is woensdagnamiddag, ik kan vroeger weg op het werk en denk ‘ik ga eens naar de markt in Kessel-lo, vis kopen en dan maak ik die lekker klaar.’ Dit heeft met mijn uithangbord te maken: de regelaar, die uit een koopje op de markt voordeel haalt. Een lekkere visschotel voor bijna geen geld. Maar ik weet dat Leen graag zicht heeft op wat er gekocht wordt, misschien is ze zelf naar de winkel geweest…  Dus ik bel haar: ‘Heb je iets nodig van de markt?’ Zo dek ik me in, betrek Leen in mijn plan. Ik vergeet wel te zeggen dat ik veel goesting heb in vis. Het gebeurt onbewust, maar achteraf besef ik dat ik eigenlijk bang ben dat Leen gaat zeggen ‘Ha nee, geen vis!’ Of ‘Maak eens mosselen klaar, dat lust iedereen hier’. Daar heb ik het lastig mee, ik kook niet veel thuis maar als ik het doe wil ik graag ruimte om zelf te beslissen wat ik klaarmaak. Anders beleef ik er minder plezier aan. Ik ga naar huis met 2kg jonge ongekuiste makreel. Een koopje!

Leen:  Het begon allemaal zo vrolijk met Jans telefoontje: ‘Ik kom vroeger naar huis, heb je iets nodig van de markt?’ Als ik de dag erna de frigo opentrek en bloederig vocht zie, de zak oppak en vis zie… Dan borrelt er ergernis naar boven. Flits: Waarom koopt hij toch zoveel vis? Niemand die dit wil eten. Goedkope vis met veel graten… Ik zal dit weer weg moeten gooien… Ik griezel bij het zien van de vissenkoppen en besef: dit kan ik zelf niet klaarmaken. Ik stop de vis weg in een extra zak en kuis de frigo op. Ik voel me boos omdat Jan iets begint maar het niet afmaakt en dat ik met de rommel zit. Ik voel me bedreigd want hij komt op mijn domein, de keuken. Ik wil hier niet bepaald worden en ga zeker niets doen met zijn vis.

Jan: Tja, het plan loopt niet goed. De vis blijft in de koelkast liggen. Wegens tijdsgebrek, maar ook omdat ik op internet ontdek dat er voor makreel weinig goede recepten zijn. Maar ik zeg over deze problemen niets tegen Leen, zeg haar niet wat ik van plan ben, vraag haar niet om raad. Want ik ben bang dat ze me er op gaat pakken, dat ze mijn zwakke kant – zelfoverschatting- aan de kaak gaat stellen. Het wordt vrijdag, zaterdag, zondag,…

Leen: Jan  komt moe en laat thuis van zondagswerk. Ik ben blij en wil een praatje maken, maar kan het niet laten te vragen: ‘Waarom koop je toch zoveel vis en met koppen? Waarom laat je die vis niet schoonmaken op de markt, die mensen doen dat! Het stinkt!’  Jan ontploft en zegt bits ‘Ik wil soep maken van die vissenkoppen!’

Jan:  Bij Leens opmerking voel ik me verongelijkt. Gedachtenflits: ‘Ik probeer iets goeds te doen, maar voor Leen is het weer niet goed! Ik ga nooit meer naar de markt!’ Maar er is ook een gevoel van schuld, ik weet dat ze een punt heeft. En boosheid, omdat ze me pakt op mijn zwakke kant en omdat ze me niet op haar territorium laat. Maar over wat ik voel zeg ik niets, er is enkel de boze uitbarsting. Dat is agressieve macht, ik snoer haar de mond.

Leen:  Jan sloeg inderdaad toe als een haai! Dat had ik niet verwacht, ik schrok er enorm van en voelde me bang, verdrietig en boos tegelijkertijd.

Jan:  ik oefende macht uit: Door strategisch te communiceren: Ik bel eerst maar zeg niet dat ik vis ga kopen.         Door niet te delen over mijn moeilijkheden: geen tijd en geen goed recept.     Door me niet te verontschuldigen als ik zie dat mijn uitval Leen erg raakt.      Door er verder geen woorden aan vuil te maken. Ik maak diezelfde avond de vis schoon en hij gaat samen met het conflict, de diepvriezer in.        Ik trek voor mezelf de conclusie: ik koop voorlopig geen vis meer, maar bespreek dit niet met Leen.

Leen:  Ik oefende macht uit Door de vis te laten liggen. Zo wijs ik je erop dat Jan niet goed bezig is.          Door subtiel, onschuldig te vragen ‘Waarom laat je die vis niet schoonmaken op de markt?’ laat ik Jan weten: ‘wat jij doet kan niet’. Door huilend te zeggen dat ik het niet verdien, als hij bits en onredelijk reageert.

Jan: Welke angsten drijven mij om zo sterk aan mijn macht vast te houden? In een eerste fase ben ik  bang om met mijn smaak niet aan bod te komen, mijn eigenheid niet te kunnen uitleven. Ik heb er nood aan om ‘iemand te zijn’ naast Leen, in ons huis en onze keuken. Maar ik ben bang dat ik van haar geen ruimte zal krijgen. Dat ze me zal tegenwerken met allerlei waarom-vragen, die ik als een afwijzing ervaar, als een doodsteek voor mijn creativiteit. Ik breng die angst niet ter sprake en gebruik macht: ik ga mijn gang, denkend ‘Ik zal hen eens verrassen met een lekkere visschotel!’

In de tweede fase, als het nogal mis begint te lopen, ben ik bang voor gezichtsverlies. Ik ben  de man die vanalles kan en veel doet, om applaus en liefde te verdienen. Als ik de mist in ga ben ik bang en boos. Bang niet bemind te zijn –wie houdt er nu van een prutser- en boos uit frustratie omdat ik faal. Maar ook boos omdat Leen me niet helpt en steunt. In die omstandigheden verlies ik mijn geloof in dialoog en grijp ik naar het machtsmiddel van harde woorden.  Zo naar macht grijpen en eraan vasthouden , in plaats van met Leen over mijn angsten te spreken doet onze relatie geen deugd. Ik bereik precies het tegengestelde van wat ik gehoopt en gedroomd had. We lijken elkaar niet meer te kennen en mijn angst wordt bewaarheid, ik voel me onbemind.

Leen: Welke angst drijft mij als ik naar macht grijp? Ik voel me verstoord als Jan voor mij beslist wat er in de koelkast ligt. Het maakt me vooral onrustig omdat ik bang ben mijn ‘vrije wil’ te verliezen. Bang om zelf geen invloed te hebben, het onderspit te moeten delven. Ik denk in termen van strijdtoneel. Komt daarbij nog eens de wrevel omdat onze agenda’s niet sporen.

Waar het op die zondag voor mij om draaide was de angst dat Jan’s werk met hem op de loop gaat. Dat hij zo graag belangrijk is dat hij mij, ons vergeet.  De angst dat ik in zijn leven niet belangrijk meer ben en enkel de kruimels van zijn aandacht krijg. Ik kom in opstand als Jan dan ook nog eens probeert te bepalen wàt er klaargemaakt wordt. Ik word dan bang dat hij eigenlijk niet echt van me zou houden, maar me enkel nog gebruikt en stuurt naar wat hij wil. Die gedachte brengt alle afweermechanismen naar boven. Ik strijd om mijn plek in zijn leven, naast zijn werk en engagementen en ik wil hem laten voelen dat ik mijn rechten heb, dat ik recht heb op zijn aandacht en liefde.

Ik zit op mijn eilandje van groot gelijk en het is er koud en eenzaam. Alles wat misloopt is in mijn gedachten Jans schuld, ik zit vol van zwarte gedachten en verwijten vliegen heen en weer als bliksemschichten. Hier zitten we nu elk in ons hoekje onze wonden te likken. Dit gaat tijd, tranen en energie kosten om de brokken weer te lijmen.

Zo gaan strijden voor mijn plek in onze relatie doet geen deugd, het geeft me een onbehaaglijk gevoel. Ik vind mezelf gewoon niet meer leuk. Ik wil graag gezien worden door Jan en mijn plekje hebben in zijn hart, maar wat ik met mijn gedrag bereik is net het tegenovergestelde. Heb ik dan helemaal geen vertrouwen in Jan, in onze relatie? Waarom kan ik hem gewoon niet vertellen dat ik wil voelen dat ik belangrijk ben voor hem? Het hele voorval laat een bittere smaak na. Ik voel me leeg en futloos, het lijkt wel of ik een berg moet beklimmen en Jan is er niet.

We besloten om te gaan schrijven om uit deze onverkwikkelijke situatie te geraken. Jan: Ik schreef over de vraag: ‘Wat beleef ik bij dat uitvliegen van mij bij je opmerking  over de vis in de koelkast?’ Ik schreef: ‘Mijn grootste gevoel is verdriet, omdat ik in die agressiviteit zo ver verwijderd ben van de droom die ik heb voor onze relatie. Ik droomde voor die bewuste zondagavond van tedere nabijheid, maar ik maakte mijn droom kapot door mijn agressieve woorden. We zaten mijlenver uit elkaar, en dat door mijn houding en gedrag tegenover jou.  Ik schrik ook als ik zie hoe diep het gaat bij jou in dit soort machtsincidenten tussen ons. Als ik zie hoe bang je bent mijn aandacht en liefde te verliezen. Over mijn boze uitval ‘als een haai’ ben ik beschaamd.  Nederig toegeven dat ik een miskoop gedaan had en er een rommeltje van gemaakt had, was méér op zijn plaats geweest. Jij had gelijk, maar dat wou ik niet geweten hebben. Wat voor een man ben ik dan, als ik zo dominant en oneerlijk hard reageer?’

Leen: Ik schreef over de vraag :’Hoe voel ik mij als jij agressief op mij inhakt?’ Er zitten wel wat laagjes in dit conflict die als ik goed kijk zich ook wel herhalen in andere situaties. Eerst maak ik me groot en ga recht tegenover jou staan. De aanval, altijd mijn beste verdediging. Ik ben net een egeltje, je komt even op mijn terrein –de keuken-   en hop daar zijn mijn stekels. Dat gebeurt automatisch, bijna onbewust ook. Die egelpositie kan ik lang volhouden!  Maar als jij op zondag plots toeslaat als een haai dan ben ik ontwapend. Ik verander in een hoopje ellende. Ik val in een diep gat. Dit is het egeltje zonder stekels, mijn binnenkant wordt plots buitenkant. Op dat moment beleef ik pas mijn echte gevoelens: ik voel me angstig en klein. Plots besef ik waar het écht om draait. Dat ik bang ben  dat je me vergeet,  dat je me omver loopt. Jij die zo actief en slim bent, die ik bewonder. Ik wil graag een sterke daadkrachtige vrouw zijn maar eigenlijk voel ik me minderwaardig tegenover jou. Ik ben dan bang dat jij me bekijkt zoals ik mezelf bekijk en  dat je me minacht om wie ik maar ben.

Jan: Ik kon luisteren naar wat mijn machtsmiddel met Leen doet en samen ontrafelden we verder ons visincident.  Het werd me duidelijk dat ik veel te hard met mijn eigen uithangbord bezig was: Jan die van alles kan en die, als het plan mislukt, toch zijn mond niet open doet. Want hij wil de goeie zijn, om Leens liefde te verdienen.  Ik voelde me ontroerd toen Leen tijdens onze dialoog zei  ‘Nee, je moet mijn liefde niet verdienen door  perfect te willen zijn. Het tegendeel is waar, je moet het niet alleen willen oplossen.  Als je spreekt over je fouten met die vis,  je onzekerheid op het werk, je andere zorgen ,… dan neem je me in vertrouwen, dan spreek je me rechtstreeks aan en laat blijken dat je me  nodig hebt. En dan wordt mijn angst dat je me vergeet veel minder sterk.’ Voor mij is de conclusie dat ik op tijd moet durven zeggen ‘mijn  plan is aan het mislukken’, of ‘Ik zit met iets, wil je eens luisteren?’ Ik besef dat dat kan helpen om ons machtsspel via de dialoog te laten verlopen en niet in een hard conflict zoals die zondag.

Leen: Ook ik schreef over de macht die ik uitoefen op Jan. Ik schreef over de gebiedende Leen die geen inmenging duldt op haar terrein. Op zo’n momenten  voel ik me koud en bazig, in mijn harnas van beter weten, er komt dan een schilletje over mijn hart.. Dat gedrag laat een bittere smaak na.  Jan schreef over zijn boosheid en de frustratie als ik me zo gedraag. Maar ook hoe dit hem zwartgallig maakt, denkend ‘Hier is geen liefde’. En dat hij dan zin heeft om weg te lopen en een gezelliger plek op te zoeken. Dit te lezen sneed door mijn ziel. Mijn grootste angst werd me duidelijk: de angst dat Jan van me zou weggaan… Ons gesprek was verhelderend, door naar Jan te luisteren  zag ik dat het hier om een ingebakken patroon gaat. Ik ben zo bezig met mijn eigenwaarde dat ik vergeet Jan graag te zien. Hoe op een realistische goede manier hiermee omgaan?  Moeilijke vraag. Het liedje … Vis vis lange vis… kwam spontaan in me op, we moesten er beiden om lachen. Gelukkig! Een beetje humor helpt ons nogal eens om een situatie te ontmijnen. Zou het me lukken om mezelf te doorprikken in andere situaties, door dit liedje op te roepen? De kans is groot dat ik Jan daarbij nodig heb! Schrijven en praten met elkaar over dit nefaste patroon was alvast een stap in de goede richting.

Macht is daar waar ik probeer de ander in de hoek te duwen, de ander kopje onder houd, iemand de loef afsteek, wil scoren ten koste van de ander of om zogenaamd overeind te blijven. Het effect hiervan is dat er verwijdering ontstaat tussen ons twee. We hebben geen gezamenlijk project meer, we worden concurrenten. Dat geeft onvrede, we lijden daaronder want zo droomden wij onze relatie niet. We verlangden immers een relatie waar we samen zij aan zij. Bij onszelf kunnen ZIEN waar we macht gebruiken om de ander op een negatieve manier te beïnvloeden, is een eerste stap die nodig is om vrijer te leven. Een tweede stap is hierover communiceren met elkaar.

Foto door Axel Breuer op Pexels.com

Verbonden en toch vrij leven met je partner. Een goede relatie heeft een goede communicatie tussen jullie samen nodig. Dat vraagt inzet en lef om fris naar je opvattingen en gedrag te kijken en je open te stellen. We vinden het allemaal belangrijk te investeren in een opleiding, in opvoeding, in wonen, dus waarom niet investeren in een goede relatie? Tijd is wat een stabiele relatie nodig heeft. We bieden je die kans in een heel weekend dat gericht is op jullie communicatie en jouw persoonlijke ontwikkeling. Geef richting aan jouw relatie, júllie relatie! Encounter organiseert weekends en workshops voor koppels. De opzet is simpel: Je luistert naar een presentatie over een onderwerp dat de weekendbegeleiders geven; Je schrijft je gedachten, gevoelens en inzichten over dit onderwerp op en die inzichten deel je met partner. Verschillende thema’s komen aan bod. Voel je vrij, los van de sleur en verbonden met elkaar. Het weekend doe je écht samen. Een beproefd concept dat zeer effectief is en jullie op het spoor van verbondenheid zet. Zin in meer? Neem een kijkje op de website en boek een weekend van ‘Samen naar meer’. Naast weekends voor koppels vind je er ook een specifiek aanbod voor jongeren

Plaats een reactie