Jan: Mijn doen en laten wordt nogal gedomineerd door de nood iemand te zijn. Ik steek veel tijd en energie in het realiseren, het doen marcheren, het oplossen van problemen…
Aan Leen vraag ik vooral warmte en affectie om wie ik ben, niet om wat ik presteer. Ik vraag dat dan in bedekte termen, nooit rechtstreeks. Ik ben voorzichtig uit angst niet begrepen te worden in mijn nood en afgewezen te worden. Ik schaam me wel over dat gebrek aan durf tegenover mijn partner. Wat me helpt om te vragen is de sfeer en het vertrouwen tussen ons. Ik moet als het ware kunnen voelen dat de vraag in goede aarde zal vallen, zoals een zaadje. Verder is mijn zelfvertrouwen en energie van belang. Als die er zijn dan wil en durf ik meer, en zal ik gemakkelijker vragen.
Leen: Koop jij brood onderweg? Wil je wat kruiden uit de tuin meebrengen? Praktische neutrale vragen rollen snel uit mijn mond. Maar soms zijn mijn vragen opdrachten. Schrijf jij dat verslag? (Ik por je aan met mijn vraag.) Ik voel me opstandig. Doe jij die telefoon? Ik voel me bang en onzeker. Ik schuif de verantwoordelijkheid door. Zullen we samen in bad gaan? (Lees, maak je tijd voor mij?) Kan jij me helpen ik begrijp dit niet zo goed? Dat zijn verzoeken. Vragen waarbij ik me kwetsbaar of onzeker voel. Verzoeken komen minder gemakkelijk over mijn lippen.
Ik vraag niet zo graag, liever doe ik het zelf. Om te vragen heb ik vertrouwen nodig en ook een gevoel van graag gezien, aanvaard te zijn. Vraag ik wel genoeg en op de juiste manier? Zit ik niet teveel op de koppige, stilzwijgende eenzame kant van mezelf? Het is pijnlijk en confronterend om tot die conclusie te komen…

Leen: Het gebeurt regelmatig dat ik opgeslorpt wordt door de lijstjes in mijn hoofd en Jan’s impliciete vraag voor nabijheid simpelweg negeer. In het dagelijkse leven loop ik snel voorbij aan het warm begroeten. Het is niet zozeer een bewust weigeren het is eerder een ingesleten patroon. De betere stap: tijd nemen en écht aandacht geven aan een warme begroeting, kiezen om te beminnen dus, breng ik met moeite in praktijk. Het doet telkens weer pijn om tot die vaststelling te komen.
Jan:“Nee” zeggen op een vraag van Leen, expliciet of door mijn gedrag… Vooral het tweede komt geregeld voor. Ik beloof van alles te gaan doen maar doe het soms niet. Noem het nalatigheid. Het echte weigeren gebeurt als ik vind dat ik genoeg gewerkt heb en Leens poging om de dingen te bespreken afwimpel door te zeggen ‘zo laat op de avond over to do’s praten is niet goed, ik heb rust nodig.’ Of ‘Na 10 uur naar een scherm kijken is niet goed voor de nachtrust, laten we dat morgen doen.’ Of ik maak mijn eigen plannen kenbaar: “Dit weekend wil ik druiven plukken.” Zo anticipeer ik op de vraag die ik van Leen verwacht.
Mijn gevoel bij die houding is angst. Angst over Leens teleurstelling en boosheid omdat ik niet doe wat zij van me verwacht of wat we afgesproken hebben. Maar ook angst voor mijn gezondheid. Ik kan veel werk verzetten maar er is een limiet, eens daarover voel ik me echt slecht in mijn vel. “Mag ik ook eens iets voor mezèlf hebben?“ flitst dan door mijn hoofd en ik voel me boos.
Jan en Leen
In ons toch nog drukke bestaan moeten we erover waken dat de dynamiek tussen ons -gedreven door onze noden- geen negatieve dynamiek wordt. Want dan drijven we weg van elkaar in plaats van warm verbonden te zijn. Erbij stilstaan in een dialoog helpt om het te beseffen, bespreken en een betere stap te zoeken. Altijd onderweg!