Leen: Ergens hou ik wel van de winter: de lucht fris en helder, de wereld wit van de vrieskou. Zo zag het er uit tijdens mijn ochtendwandeling, een paar dagen terug. De zonsopgang trok mooie kleurige strepen in de lucht. Ik haalde diep adem en dronk de bevroren schoonheid in. Het deed deugd!
Maar de lucht is niet altijd helder en blauw natuurlijk, in deze tijd van het jaar is ze vaak somber en grijs. Op zo’n dagen heb ik behoefte aan licht. Dan zet ik her en der kaarsen neer in huis. Hun rustige en intieme licht troost me en als Jan ’s avonds de kachel laat branden, koesteren we ons in gezellige warmte. In het straatbeeld verschijnt zelfs de eerste kerstverlichting al! Het is nog te vroeg, denk ik verontwaardigd, maar de lichtjes brengen me wel troost. Want hoe dan ook ben ik aan het treuren.
De regen deze week… het paste bij mijn stemming. De aarde huilt met me mee, mijn vader is er niet meer. Het klinkt wat dramatisch, theatraal, weet ik wel, maar mag ik even? Mijn vader was 96, de laatste jaren sprak hij meer en meer over de dood. “Het is tijd om de boeken toe te doen.” zei hij dan. Ik heb vrede met zijn sterven, het kwam niet onverwacht. Het is goed zo, een mens kan niet eeuwig blijven leven. De tijd was daar.
Het is tijd, tijd om elkaar verhalen te vertellen over mijn vader, maar ik moet er nog aan wennen… Het grijze winterweer past dan ook bij mijn stemming. Ik mag mezelf even oprollen, terugplooien in mezelf. Alles loopt precies een beetje vertraagd, als in een winterslaap. Zo is het goed, geef me nog wat tijd om de transitie te maken. Geef me nog wat tijd om te wennen aan het feit dat ik hem fysiek niet meer kan ontmoeten.
Nu ontmoeten we elkaar in de geur van versgebakken wafels, in het ordenen van het huis, in het vertellen van verhalen over vroeger, in het dapper zijn, in rechtlijnigheid, in guitig plagen… En straks, straks is het lente en loopt mijn vader met me mee in de lentezon. De natuur helpt me om het leven te omarmen en te aanvaarden.
Jan: De regen slaat tegen het venster, de lucht is grijs en het waait. Herfst! Maar gelukkig maakten we vanochtend al een wandeling door het bos. Ik voelde me blij in mijn wandelschoenen en dacht terug aan onze pelgrimstocht Rome-Assisi. Dik twee weken achter de rug nu, het lijkt al lang. Tussen toen en nu ligt het overlijden van Leens vader, Jef. Een lang en rijkgevuld leven, waar we met de familie op terugblikken met respect en dankbaarheid. In de viering was er het beeld van de graankorrel die sterft om nieuw leven te geven. Dat is troostend en hoopgevend. Het ontroerde me hoe onze kinderen en hun neven en nichten in de kerk vertelden dat hun opa verder leeft in hen.
Dit soort bedachtzaam gepeins beoefen ik geregeld tijdens de wintermaanden. Er komt nu iets meer tijd en ruimte om stil te vallen, terug te blikken op het voorbije jaar en af en toe springt er een idee, een inspiratie op voor het komende jaar.
Ik wens voor mezelf maar vooral voor Leen, na de voorbije weken vol emotie en geregel, dat de rust van de winter mag neerdalen. En dat we vanuit die rust kunnen reiken naar mensen. Dat deden we deze week al. Onze kinderen en kleinkinderen onthalen, gezellig rond de tafel. Voor encounter de kerstontmoeting voor Brabant voorbereiden, rond het thema: “onze dromen als motor, wegwijzer, bril.” Zo rond een tafel met inhoud bezig zijn, is een fijne invulling voor een novembernamiddag.
Maar ook buiten in de natuur is nog het een en ander te beleven. Zo genoot ik gisteren van een tuinwerkdag met een groep tuiniers in Wezemaal, onder de stralende novemberzon. Er komen nog een paar voedselbosplantdagen aan, heel toekomstgericht en symbolisch vind ik dat: op zes uur tijd met dertig man zestig fruitbomen planten. Zorgzaam opdat ze wortel schieten en in blijde verwachting van hun bloesems en fruit. In de winter is het nieuwe leven al aan het ontstaan. Soms is het moeilijk te geloven maar toch is het zo.
